Taakverdeling thuis

Wanneer we aan ouders vragen om aan te geven hoe ze gezinstaken verdelen met de partner, zien  we anno 2021 nog steeds een hoofdzakelijk traditioneel rollenpatroon. Zowel de ‘dagelijkse zorg voor de kinderen’ als ‘het managen van die zorg’ zijn doorgaans voor de moeder, net als de routinetaken in het huishouden. Klussen en het onderhoud van huis en tuin zijn dan weer voor de vader. De meest uitgesproken klassieke rolverdeling vinden we terug bij: 

  • Het wassen en strijken van kledij (bij 71,6% van de gezinnen wordt deze taak ‘altijd of meestal’ door de moeder opgenomen) 
  • Het nakijken en aankopen van kledij, school- en hobbymateriaal (bij 71,6% van de gezinnen wordt deze taak ‘altijd of meestal’ door de moeder opgenomen).

De gezinstaken die onder klussen en het onderhoud van huis en tuin vallen, worden het meest opgenomen door vaders. Het gaat om: 

  • Het buitenzetten van de afvalbakken en het afval wegbrengen naar het containerpark (bij 73,9% van de gezinnen wordt deze taak ‘altijd of meestal’ door de vader opgenomen).
  • Het herstellen van fietsen en speelgoed e.d. (bij 69,7% van de gezinnen wordt deze taak ‘altijd of meestal’ door de vader opgenomen).

Er zijn een aantal gezinstaken die relatief veel door beide ouders ‘even vaak’ worden opgenomen. De taak die vaders en moeders het meest even vaak opnemen (72,2%) is ‘zorgen dat de kinderen zich goed gedragen’.

Het is opvallend dat, op basis van de antwoordpatronen van moeders en vaders, er een duidelijk onderscheid te maken is tussen vier groepen van gezinstaken. Naast (1) de zorg voor de kinderen, (2) het routinewerk in het huishouden en de (3) klussen in huis en tuin, komt (4) het managen van de zorg – hier ‘zorgmanagement’ genoemd, duidelijk naar voor als aparte cluster aan gezinstaken. Het betreft de gezinstaken waarbij ‘het plannen en regelen’ van de zorg centraal staat en die een zeker mentale ‘workload’ met zich meebrengen zoals bv. het begeleiden bij het huiswerk, het opvolgen van schoolactiviteiten (oudercontacten, uitstappen, zwemzak klaarzetten …), het nakijken en aankopen van kledij, school- en hobbymateriaal voor de kinderen of het plannen en opvolgen van dokters- en tandartsbezoeken e.d.
De onevenredige verdeling van het zorgmanagement tussen partners, het is veelal opgenomen door moeders, draagt wellicht bij aan een moeilijkere combinatie gezin, zorg en werk.

Achtergrondkenmerken doen er toe

Herkomst

Ouders met een herkomst buiten de EU+ kennen een iets minder traditionele verdeling van dit zorgmanagement.
Deze ouders dragen ook minder bij aan klussen en het onderhoud van huis en tuin, zowel de mannen als de vrouwen, wellicht omdat ze minder vaak beschikken over een ‘eigen’ woning en/of tuin zoals ook blijkt uit de resultaten over wonen.

Opleidingsniveau

Wanneer ouders hoger opgeleid zijn, nemen vaders meer de dagelijkse zorgtaken voor de kinderen op en ook meer routinetaken in het huishouden en moeders wat minder. Toch blijft de genderkloof - met name voor de routinetaken in het huishouden – groot. Maar het opleidingsniveau speelt geen rol bij het zorgmanagement en bij het onderhoud van huis en tuin. De verdeling van deze soorten gezinstaken tussen moeders en vaders is even traditioneel welke ook het opleidingsniveau is.

Aantal kinderen en leeftijd van het jongste kind

De dagelijkse zorg voor de kinderen is vooral aanwezig bij gezinnen met jonge kinderen. Ouders zijn – logischerwijze - minder bezig met deze zorgtaken naarmate het jongste kind ouder is. Maar, en dit geldt voor elke leeftijdscategorie van het jongste kind, moeders nemen (nog steeds) meer dan vaders de dagelijkse zorg voor de kinderen op zich, ook in gezinnen met oudere kinderen.

Voor het zorgmanagement zien we dezelfde genderkloof en zien we eerst een toename van het opnemen van deze taken, met een maximumscore voor zowel vaders als moeders wanneer het jongste kind tussen 6 en 12 jaar oud is. Het lijkt er dus op dat voor kinderen in het lager onderwijs het meest moet worden ‘geregeld’. Nadien zakken de scores wellicht omdat kinderen steeds meer zelf opnemen.

Zowel vaders als moeders scoren betekenisvol lager op het opnemen van dagelijkse zorg naarmate er meer kinderen zijn in het gezin. Voor het opnemen van zorgmanagement geldt het omgekeerde, zowel vaders als moeders scoren betekenisvol hoger naarmate er meer kinderen zijn in het gezin.

Tevredenheid met de taakverdeling

Ouders hadden liever een betere of een meer gelijke, eerlijke of evenwichtige verdeling van zorgtaken gezien. Ook de verzuchting naar meer tijd en meer tijd thuis kunnen zijn of vroeger thuis kunnen zijn om de zorg voor de kinderen (mee) op te kunnen nemen, komt aan bod. Vaders geven meermaals aan dat ze liever zelf meer zorgtaken zouden kunnen opnemen. Het werk is daarbij de grootste hindernis.  
  
De tevredenheid met de verdeling van huishoudelijke taken verschilt naargelang de werksituatie van moeders en vaders.

  • Vaders zijn het vaakst tevreden als de partner niet of minder dan halftijds werkt, vrouwen zijn het vaakst tevreden als zijzelf voltijds werken.
  • Vaders zijn minder tevreden naarmate zijzelf minder werken, terwijl moeders het vaakst tevreden zijn wanneer de vader deeltijds werkt. 

Zes op de tien verzuchtingen van wat men liever anders had gezien in de huishoudelijke taken gaan over de wens dat de partner meer zou doen in het huishouden of dat men een betere verdeling wenst. Vooral vrouwen zouden willen dat hun partner meer het werk in het huishouden ‘ziet’. Behoorlijk wat vaders geven ook aan dat ze graag zelf meer zouden bijdragen aan het huishoudelijke werk. Vaak gaat dit niet omwille van, opnieuw, het werk.