De samenstelling van het gezin

In de gezinsenquête vragen we aan de respondenten: “Wie behoort volgens u tot uw gezin?”. We willen weten wie de respondent zelf bedoelt met zijn/haar gezin. Het maakt daarbij niet uit of het gezinslid niet (meer) bij de respondent woont, of niet altijd bij de respondent woont. Verder vragen we naar een aantal kenmerken van de gezinsleden: leeftijd, geslacht, verwantschap, of dit gezinslid zijn  of  haar  domicilie  heeft  gevestigd bij de respondent, en ingeval van een tweede verblijfplaats ook waar het gezinslid dan verblijft.

Gezinsgrootte

Ouders geven gemiddeld genomen 3,7 gezinsleden op. Ouders  met  een  herkomst buiten  de EU+ geven  gemiddeld  genomen  meer  gezinsleden  op  (4,1) vergeleken met ouders met een Belgische herkomst. Maar het verschil in gezinsgrootte is vooral religieus getint: christenen geven gemiddeld genomen 3,7 gezinsleden   op;   moslims 4,4 gezinsleden.

Partner

De helft van  de ouders in  de  gezinsenquête vormt  een  gehuwd  koppel, bijna een vierde (24,7%) vormt een ongehuwd koppel. 24% is een alleenstaande ouder. Dit is een verschuiving tegenover 2016 waar bijna 62% van de ouders een gehuwd koppel vormde, 20% een ongehuwd koppel vormde en 18% een  alleenstaande  ouder  was. Vooral   de  toename  aan  ongehuwde  koppels (van 20,0%  naar 24,7%) is  opvallend. Ongehuwde koppels vinden we het meest terug bij de jongere ouders (jonger dan 35 jaar) waar iets meer dan vier op de tien ouders ongehuwd een koppel vormt.

Een vijfde (20,2%) van alle alleenstaande ouders geeft aan wel een partner te ‘hebben’, maar ze vinden dat deze partner op het moment van bevragen niet bij het gezin hoort.

Kind(eren)

Bijna een derde van de ouders zegt één kind te hebben in het gezin; 44,2% van de ouders heeft twee kinderen; 15,6% heeft drie kinderen en 5,5% heeft vier  of  meer  kinderen  die  tot  het  gezin  behoren. Ouders met een herkomst buiten de EU+ geven vaker drie of meer kinderen op (33,9%) dan ouders met een herkomst in België (18,2%) of de EU+ (20,5%). Ook de geloofsovertuiging hangt samen met aantal kinderen: islamitische ouders tellen vaker drie kinderen of meer (43,4%) dan de overige religies. Hoe hoger opgeleid, hoe vaker men twee kinderen tot het gezin rekent.

Bijna 30% van de ouders die kinderen tot  het  gezin  rekenen, heeft  in  het  gezin één  of  meerdere  kinderen  uit  een  vorige relatie. Daarvan  heeft 12,7%  één  kind  uit  een  vorige  relatie; 12,5%  heeft  twee kinderen  uit  een  vorige  relatie  en 4,5%  heeft  drie  of  meer  kinderen  uit  een  vorige  relatie. Van alle ouders die nog een kind tot hun gezin rekenen, blijkt bijna 65% een intact gezin te zijn. Daarmee bedoelen we dat geen enkele van de kinderen die tot het gezin behoren een relatiebreuk van de ouders meemaakte [1]. 22,2% van de gezinnen is een alleenstaande ouder en 13% van de gezinnen is een samengesteld gezin.

53,8%  van  de  samengestelde  gezinnen  is  een eenvoudig samengesteld gezin, dat wil zeggen dat slechts één van de partners kinderen meebrengt uit een vorige relatie, en er binnen de huidige relatie geen nieuwe kinderen worden geboren. De  overige  samengestelde  gezinnen  zijn  complexe  stiefgezinnen.

Kinderwens

3,3% van de respondenten verwachtte op het moment van bevraging een kind. Op de vraag of men nog kinderen wilt, antwoordt 11% ‘ja’. Men ziet het vooral als meerwaarde voor het kind, om hen nog een broertje of zusje te geven, een speelkameraadje zodat het kind niet alleen is en zodat  ze later in het leven iemand hebben met een speciale verwantschapsband.

De meest frequente redenen om geen kinderen meer te willen zijn ‘omdat de kinderwens vervuld is’ (61,6%) of omdat ouders zich intussen te oud voelen (37,0%) of de kinderen nu te oud zijn (11,0%). Daarnaast zeggen ouders ook geen kinderen meer te willen om praktische redenen (huis, auto …) (9,1%), er geen financiële ruimte voor is (7,8%) of omdat er dan minder tijd overblijft voor zichzelf en/of de relatie (7,5%). Andere redenen worden minder frequent aangevinkt.

Woonplaats

Het gezinsgevoel overstijgt domicilie en feitelijke verblijfplaats. 16,5%  van  de  ouders  gaf  voor  minstens één  gezinslid  op dat  dit  gezinslid  zijn/haar  domicilie ergens anders heeft. Dus meer dan één gezin op 8 heeft één of meerdere gezinsleden waarvan ze vinden dat deze tot het gezin  behoren, maar  die  hun  wettelijke  verblijfplaats ergens anders  hebben. Soms gaat het over de partner, maar vaak over één of meerdere kinderen.

Wanneer kinderen een deel van de tijd ook elders verblijven, dan doen ze dat in  het  gezin  van  de  andere  ouder (56,6%) of op internaat of op kot (21,1%) of ze wonen elders samen met een partner (7,6%).

Tevredenheid over de samenstelling van het gezin

Het overgrote deel van de ouders is heel tevreden met de samenstelling van zijn of haar gezin. Bijna de helft van de ouders scoort 10 op 10. Alleenstaande ouders zijn gemiddeld genomen minder tevreden met de samenstelling van hun gezin (6,9 op 10 voor  alleenstaande vaders en  7,8  op 10 voor alleenstaande moeders) in vergelijking met intacte gezinnen (9,3 op 10  zowel voor vaders als voor moeders) en samengestelde gezinnen (8,4 voor vaders en 8,6 voor moeders). De  gemiddelde  tevredenheid is verder het grootst bij  gezinnen met  twee  of  drie  kinderen,  en  het  minst  bij  wie  geen kinderen  (meer)  tot  het  gezin  rekent.

 

[1] We hanteren hier gemakshalve de term ‘intact gezin’ bij gebrek aan een waardenvrij en voldoende duidelijk alternatief en hechten er verder geen waardeoordeel aan vast.