Alleenstaande ouders in Vlaanderen

In deze studie wordt, aan de hand van Rijksregistergegevens en data uit de gezinsenquête, een omvattend profiel geschetst van alleenstaande ouders in Vlaanderen en de moeilijkheden waarmee deze ouders worden geconfronteerd.

Aantallen/aandelen alleenstaande ouders en evolutie sinds 2002

Uit cijfers van het Rijksregister over gezinnen met een kind jonger dan 25 jaar (waar het kind woont is hier niet van belang) blijkt dat in Vlaanderen in 2022:

  • 25,9% van deze gezinnen een alleenstaande ouder is, in absolute cijfers gaat het om 276.111 alleenstaande ouders
  • er een toename is van alleenstaande ouders sinds 2002 (+5,8%)
  • bij 16% van deze alleenstaande ouders het kind officieel inwoont, bij de overige 9% niet (meer)
  • alleenstaande moeders vaker officieel inwonende kinderen hebben dan alleenstaande vaders (86% t.o.v. 31%)
  • sinds 2002 het aandeel alleenstaande vaders met officieel inwonende kinderen slechts gestegen is van 27 tot 31%, m.a.w. na een scheiding wordt de wettelijke verblijfplaats (domicilie) van de kinderen nog steeds vaker toegewezen aan de moeder

Profiel van alleenstaande ouders

Alleenstaande ouders:

  • zijn vaker moeders (bijna 2 op 3, 1 op 3 is een alleenstaande vader);
  • zijn gemiddeld 47,2 jaar (wat iets ouder is dan ouders in tweeoudergezinnen);
  • geven meestal twee kinderen op wanneer je vraagt wie tot het gezin behoort, net als tweeoudergezinnen, maar geven ook vaker dan tweeoudergezinnen slechts één kind op en
  • hebben wat oudere kinderen dan tweeoudergezinnen.

Wonen, werken en het gezinsinkomen

Alleenstaande ouders hebben het vaker dan andere ouders moeilijk op het vlak van wonen, werken en geld. Dit komt omdat deze dingen allemaal met elkaar te maken hebben.

Zo is bijna een kwart van de alleenstaande ouders in de gezinsenquête kortgeschoold en/of niet actief op de arbeidsmarkt. Dat is meer dan bij intacte gezinnen.

  • Alleenstaande moeders die werken, werken vaker voltijds dan andere werkende moeders. Bij de alleenstaande vaders is dit omgekeerd, zij werken minder vaak voltijds dan andere vaders.
  • Alleenstaande ouders zijn vaker dan andere ouders tewerkgesteld in een arbeidersstatuut.

Alleenstaande ouders hebben ook een uitgesproken zwakkere financiële positie omdat ze moeten rondkomen met één inkomen. Ze geven daarbij vaker aan dat ze:

  • moeilijk kunnen rondkomen met het beschikbare gezinsinkomen,
  • zich minder vaak een week vakantie kunnen veroorloven, en
  • minder vaak een onverwachte uitgave kunnen betalen.

Alleenstaande moeders geven dit vaker aan dan alleenstaande vaders.

Wat wonen betreft, alleenstaande ouders wonen vaker in de stad, wonen vaker op appartement en zijn minder vaak eigenaar van de gezinswoning. Ze beschikken minder vaak over voldoende binnenruimte, hebben minder vaak een tuin en minder vaak een park of (klein) bos in de buurt.

Combinatie gezin, zorg en werk

Alleenstaande ouders hebben minder formele mogelijkheden om gezin en werk te combineren. Ze kunnen:

  • minder vaak telewerken;
  • minder vaak zelf hun werkuren bepalen, vooral alleenstaande vaders zijn hierin beperkt en
  • minder gemakkelijk ouderschapsverlof opnemen.

Qua dagdagelijkse regelingen voor de kinderen zoals de kinderen ’s ochtends kunnen wegbrengen, ze ’s avonds ophalen, met het kind naar de dokter of de tandarts gaan zonder verlof te moeten nemen, of het kind voor 17u naar een hobby brengen zijn er weinig verschillen tussen alleenstaande ouders en andere ouders. Alleenstaande ouders (zowel moeders als vaders) kunnen hun kind(eren) iets minder vaak ’s ochtends zelf wegbrengen dan ouders in intacte gezinnen. Alleenstaande vaders kunnen iets vaker hun kind(eren) ophalen op school, of ze voor 17u naar een hobby brengen dan andere vaders.

Alleenstaande moeders ervaren – enigszins tegen de verwachting in – niet meer of minder gezin-werkconflict dan andere moeders. Verder valt op dat vaders in intacte gezinnen vaker dan alleenstaande ouders zeggen dat ze activiteiten van het gezin moeten missen door tijdsdruk op het werk.  

Ondersteuning

Alleenstaande ouders maken minder gebruik van kinderopvang (wat mogelijks komt doordat ze gemiddeld genomen wat oudere kinderen hebben) en hebben minder vaak betaalde huishoudelijke hulp dan andere gezinnen.

Uit de gezinsenquête blijkt ook dat alleenstaande ouders een kleiner sociaal netwerk hebben. Ze noemen minder personen bij wie ze terecht kunnen voor hulp en steun. Alleenstaande ouders voelen zich vooral minder gesteund bij  de opvoeding, zorg en opvang van de kinderen. Hier zijn de verschillen met intacte gezinnen het grootst.    

Opvoeden van de kinderen

Alleenstaande ouders:

  • zijn wat minder tevreden over de opvoeding dan ouders in intacte gezinnen, maar net wat meer tevreden dan ouders in samengestelde gezinnen;
  • vinden opvoeden even verrijkend en minder isolerend dan ouders in intacte gezinnen;
  • vinden opvoeden niet meer of minder belastend dan andere gezinnen;
  • vinden vaker dan andere gezinnen dat opvoeden veel geld kost;
  • maken zich iets vaker dan andere gezinnen zorgen over de toekomst van de kinderen en
  • rapporteren vaker dan andere gezinnen dat de relaties binnen het gezin minder goed verlopen en dat er bv. meer verdrietige gevoelens zijn.

Mentaal en fysiek welzijn

Alleenstaande ouders geven aan dat ze zich zowel fysiek als mentaal minder goed voelen dan ouders in intacte gezinnen. Ze

schatten hun gezondheid slechter in dan andere ouders;

  • hebben vaker een langdurige ziekte of een beperking dan andere ouders;
  • hebben een lager psychisch welbevinden en
  • scoren lager op vitaliteit.

Samengevat

De kwetsbaarheid van alleenstaande ouders komt zeer uitgesproken tot uiting in de domeinen wonen, de sociaaleconomische positie en de financiële leefsituatie. In deze domeinen zijn de verschillen met andere ouders het grootst.

Een tweede groep van domeinen waar eenoudergezinnen kwetsbaar zijn en waar de verschillen met andere ouders groot zijn, is de gezondheid. Qua fysieke en mentale gezondheid, scoren alleenstaande ouders minder goed dan andere ouders.

Op de domeinen van ouderschap en opvoeding (het verrijkende en/of het isolerende aspect ervan) zijn er weinig tot geen verschillen met andere ouders. Dit verhult evenwel niet dat de gezinsrelaties binnen eenoudergezinnen gemiddeld genomen wat moeilijker verlopen.