Afzondering wordt weinig gebruikt in de onthaal-, observatie- en oriëntatiecentra en de proeftuinen voor jongeren

Er wordt weinig gebruik gemaakt van afzondering in de onthaal, oriëntatie en observatiecentra (OOOC) en de proeftuinen voor jongeren. Fixatie wordt helemaal niet toegepast. Dat staat vandaag te lezen in het rapport van Zorginspectie over vrijheidsbeperkende maatregelen in deze jeugdhulpvoorzieningen, erkend door Jongerenwelzijn. 

Infrastructuur, personeelsomkadering, leefregels en het betrekken van de jongeren kunnen een belangrijke rol spelen bij het voorkomen en ontmijnen van agressie. Zorginspectie kon vaststellen dat OOOC en proeftuinen veel investeren in een preventieve cultuur, maar dat er een groot verschil is tussen de voorzieningen op het vlak van vrijheidsbeperkende leefregels. Afzonderen gebeurt weinig en in een grote minderheid van de geïnspecteerde afdelingen. Geen enkele afdeling hanteert fixatiemaatregelen. Er zijn verbetermarges op vlak van duidelijke afspraken over registraties en (cijfer)gegevens om analyses te doen of om het beleid inzake vrijheidsbeperkende maatregelen gedocumenteerd te evalueren.

Vandaag wordt het beleidsrapport over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de OOOC en de proeftuinen gepubliceerd. OOOC bieden kortdurende oriëntatie en diagnostiek aan, gericht op het bepalen van een gepast hulpverleningstraject voor jongeren van 0 tot 18 jaar. Proeftuinen richten zich tot specifieke doelgroepen of op bepaalde probleemsituaties, zoals minderjarige delictplegers en jongeren vanaf 12 jaar met bijzonder complexe problematieken.

Zorginspectie heeft alle afdelingen van deze voorzieningen tussen mei en oktober 2017 geïnspecteerd. Het gaat in totaal om 30 afdelingen. Zorginspectie heeft zich voor deze inspecties gebaseerd op het decreet rechtspositie van minderjarigen en zich tevens laten inspireren door verschillende (internationale) richtlijnen.

Preventie van agressie

In bijna alle geïnspecteerde afdelingen heerst een cultuur om op een preventieve manier met dreigende agressie om te gaan waardoor het toepassen van vrijheidsberovende maatregelen beperkt kan worden. Het vormingsbeleid dat wordt gehanteerd in de OOOC en de proeftuinen bevat methodieken en vaardigheden gericht op de preventie van agressie. In 2/3de van de geïnspecteerde afdelingen kon ook vastgesteld worden dat er extra ruimtes zijn die de jongere kan gebruiken om tot rust te komen. Dit kan bijvoorbeeld gaan over een fitnessruimte, een sporthal, een gespreks- of ontspanningsruimte, een tuin of terras. Binnen de grote meerderheid van de geïnspecteerde afdelingen kan een jongere dagelijks contact hebben met zijn persoonlijk netwerk.  

In een residentiële context zijn regels en afspraken nodig, die soms beperkingen van de individuele vrijheden met zich meebrengen. Voorbeelden zijn: afspraken over de toegang tot de eigen kamer, beperkingen in de mogelijkheden die de jongeren hebben om het contact te onderhouden met hun persoonlijk netwerk door o.a. het beperken van gsm- en internetgebruik, strikte voorwaarden wat betreft de vrijetijdsbesteding of verplichte kamermomenten. In 16 van de 30 geïnspecteerde afdelingen gelden er vrijheidsbeperkende leefregels.

Afzondering: nood aan betere registratie

Ondanks de inspanningen van de voorzieningen kunnen agressie-incidenten in deze residentiële settings binnen de jeugdhulp nooit volledig worden vermeden. Bij extreem agressief gedrag waarvan wordt geoordeeld dat het gevaar inhoudt voor de jongere zelf en/of zijn omgeving wordt in 7 van de 30 geïnspecteerde afdelingen tot afzondering overgegaan in een daarvoor specifieke ruimte. In 6 van de 7 afdelingen die afzonderen wordt dit geregistreerd. Deze registraties bevatten niet altijd voldoende gegevens om een duidelijk zicht te krijgen op de frequentie, duurtijd en indicaties van deze ingrijpende maatregel.

Om het beleid en de praktijk inzake vrijheidsbeperking en agressie-incidenten goed te kunnen opvolgen en te evalueren, is er nood aan cijfers en data. Zorginspectie stelde vast dat de afspraken op dit vlak soms onduidelijk zijn, wat leidt tot onvolledige registraties en grote verschillen tussen de afdelingen.

Karine Moykens, secretaris-generaal van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: “We hopen met dit rapport tot een globaal debat te komen zodat we ook in deze sector en samen met de betrokken actoren een gedragen kader kunnen afspreken voor het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het streven naar een intersectorale aanpak kan de rechtspositie van de jongeren in de Vlaamse jeugdhulp enkel ten goede komen.”

Stefaan Van Mulders, leidend ambtenaar van Jongerenwelzijn, reageert tevreden op de globaal positieve bevindingen van Zorginspectie. “We merken dat de voorzieningen sterk inzetten op het vermijden van afzonderingsmaatregelen. Jongerenwelzijn heeft al een eerste keer samengezeten met de koepels van de private voorzieningen om de resultaten te bespreken. Het werkveld is enthousiast om verdere afspraken te maken rond betere registratie en uniformere regels rond afzondering. Vrijheidsbeperking bij minderjarigen in de jeugdhulp is nooit evident; dit rapport inspireert de sector om verder te werken aan een kwaliteitsvolle opvang van kwetsbare minderjarigen.”

Meer informatie vindt u in het beleidsrapport vrijheidsbeperkende maatregelen in de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra en de proeftuinen.

Categorie: 
Algemeen - Zorginspectie